De Nederlandse boerderij
De boerderij was vroeger het centrum van alle bedrijvigheid: het pand bood stalling voor het vee en de werkdieren, bergruimte voor de oogst, werkruimte voor het bedrijf (zuivelbereiding, dorsen) en leefruimte voor het gezin van de boer en het inwonend personeel. De Nederlandse boerderij kent een grote variëteit aan vormen. Bijna elke streek heeft zo zijn eigen karakteristieke boerderijvormen, waarbinnen weer allerlei variaties te onderscheiden zijn.
Kenmerkend voor de Nederlandse boerderijen is dat het dak niet wordt gedragen door de muren, maar door een houtskelet, het gebint genoemd. Het gebint verdeelt de ruimte in drie delen. De hoge middenruimte is de middenbeuk en de ruimten aan weerszijden, onder het laag aflopende dag, zijn de zijbeuken.
Het skelet of gebint werd vaak door de timmerman op zijn bouwplaats gemaakt. Daarna werd het vervoerd naar de plaats waar de boerderij moest worden gebouwd. Met behulp van telwerken (merktekens in het hout) werd het gebint in elkaar en op zijn plaats gezet. Dit opzetten was een zwaar karwei, waarbij vakkennis, kracht en samenwerking nodig waren. Vaak hielp het hele dorp mee. Het richten van een gebint was een heel spektakel. Na afloop werd het dan ook gevierd met een stevige borrel.